Adventisten hebben 28 geloofspunten afgesproken waar ze samen voor staan. Sommige geloofspunten komen regelmatig aan de orde in de kerk, andere wat minder. Advent bespreekt elke keer een paar geloofspunten. Zodat ze ons weer helder voor de geest staan. En zodat we weten wat we geloven. Dit keer geloofspunt 17: Geestelijke gaven en bedieningen (ambten).
God schenkt aan alle leden van zijn kerk-van-alle-eeuwen geestelijke gaven. Elk lid hoort zijn of haar gaven te gebruiken in liefdevolle dienst tot algemeen welzijn van de kerk en alle mensen. De gaven worden gegeven door middel van de heilige Geest, die besluit welke gaven mensen krijgen. Door de gaven van de Geest zijn alle mensen die een functie hebben, in staat om hun van God gegeven taak te vervullen. Volgens de Bijbel zijn deze gaven bijvoorbeeld geloof, profetie, genezing, verkondiging, onderwijs, bestuur, verzoening, medeleven, en zelfopofferend dienstbetoon en liefde om de mensen te helpen en te bemoedigen. Sommige leden worden door God geroepen en door de Geest begiftigd voor ambten zoals predikant, evangelist of leraar en worden als zodanig door de kerk erkend. Zij zijn nodig om de leden toe te rusten tot dienstbaarheid, om de kerk te leiden naar geestelijke rijpheid en om de eenheid van het geloof en de kennis van God te bevorderen. Wanneer leden als trouwe rentmeesters deze geestelijke gaven van
Gods genade gebruiken, wordt de kerk beschermd tegen de vernietigende invloed van onjuiste leer. Zij groeit dan zoals God wil en wordt opgebouwd in geloof en liefde.
(Handelingen 6:1–7; Romeinen 12:4–8; 1 Korintiërs 12:9–11, 27, 28; Efeziërs 4:8, 11–16; 1 Timoteüs 3:1–13; 1 Petrus 4:10, 11.)
Wat voorafging
Als gelovigen maken we met elkaar deel uit van het lichaam van Jezus Christus. We delen met elkaar het geloof dat God zich in de Bijbel heeft geopenbaard. Daardoor kennen we God en leren we ook onszelf beter kennen. We weten dat God onze Schepper is en ook onze Herschep-per, want we zijn zondige mensen. Dat veroorzaakt een kloof tussen God en mens die Hij In Christus heeft overbrugd. Hij nodigt ons uit deel uit te maken van zijn gemeente. Dat is kort samengevat de thema-tiek die we in deze rubriek tot nu toe hebben besproken.
De laatste keren zijn we ingegaan op de taak die we als kerk hebben: om mensen ertoe op te roepen zich aan het geloof van Jezus en de geboden van God te houden. Daarna kwamen dingen aan de orde die de kerk doet, zoals dopen en avondmaal vieren en zullen we nog ingaan op overtuigingen waar de kerk voor staat, zoals sabbatviering en rentmeesterschap in de ruimste zin van het woord.
Gaven
Bij een eerder thema kwam ‘de eenheid in het lichaam van Christus’ aan de orde en een van de sleutelteksten daarvan staat in 1 Korintiërs 12. Wanneer we nu de gaven van de Geest bespreken, komen we dat hoofdstuk weer tegen. De gaven van de Geest aan de kerk en de eenheid in de kerk zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Dat gebeurt alleen als de gemeente beseft dat alle gaven als doel hebben de heiligen, dat is de gemeente, toe te rusten. Zo bouw je het lichaam van Christus op (Efeziërs 4:12). Wat de Geest aan de mens geeft is niet voor hemzelf. Alles wat God de mens geeft is bedoeld voor de opbouw van de gemeente (1 Korintiërs 12:7).
Eenheid
Die eenheid in het lichaam van Christus begint als iedereen beseft dat er een heel scala aan gaven is die allemaal uit één bron komen: de Geest van God. Ieder mens heeft kwaliteiten en is ergens goed in. Dat kunnen we allemaal op een of andere manier inzetten voor de opbouw van de gemeente. Dat moet als eerste in onze gedachten opkomen. Het is nooit bedoeld om met zo’n gave ‘eer in te leggen’ en je beter te voelen dan anderen.
Paulus stelt dat er niet alleen één Geest is als bron van alle gaven, maar ook één Heer en één God (1 Korintiërs 12:4). Wanneer Paulus zegt dat er één Heer is, verwijst hij ook naar iemand die heerschappij voert. Om het eigentijdser te zeggen: iemand geeft leiding. Die leider geeft alle mensen een taak en die beantwoorden dat met dienstbaarheid. ‘Er zijn verschillende dienende taken, maar er is één Heer’ (1 Korintiërs 12:5).
Die ene Geest geeft ieder mens gaven om die in te zetten voor de vervulling van de taak die de ene Heer geeft. De apostel voegt daar iets aan toe: hij zegt dat er ook bijzondere uitingen van kracht zijn. Daarna klinkt opnieuw die verwijzing naar die ene: in dit geval één God (1 Korintiërs 12:6). God is de gever van alle gaven en Hij heeft maar één doel voor ogen, namelijk onze medemensen. God stelt tegenover de menselijke neiging tot egoïsme altijd zijn belangeloze inzet voor de ander.
Ontvangen
Om geestesgaven te kunnen ontvangen is een bepaalde geesteshouding nodig. De Geest geeft daarom niet alleen gaven, maar Hij brengt in de eerste plaats vrucht voort. Als de Geest gaven geeft, dan is het onvermijdelijk dat die Geest invloed heeft op jou en dan verandert jouw manier van leven. De doop is niet alleen een doop met water, maar vooral met de heilige Geest en juist daardoor wordt een mens ‘wedergeboren’. Dat betekent dat je begint aan een heel nieuw leven. Daarin laat je je leiden door de Geest. Dan ben je niet meer gericht op je eigen begeerten en doe je niet meer alleen wat je zelf graag wilt (Galaten 5:16-17).‘De vrucht van de Geest is liefde, vreugde en vrede, geduld, vriendelijkheid en goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing’ (Galaten 5:22). Waarom zou de Geest je bijzondere gaven geven als je die gaat gebruiken vanuit een verkeerde houding ten opzichte van je medemensen? Hoe ga je om met de mensen in je kerkgemeente en daarnaast met alle mensen rondom je? Ben jezelf geneigd hulp te
vragen of zelfs maar aan te nemen van iemand die je liefdeloos, chagrijnig, ruziemakend, ongeduldig en onvriendelijk behandelt? Dat zullen we meestal niet doen. Waarom zou God je dan gaven geven als je niet in staat bent die aan te wenden voor je medemens? De Geest heeft geen reden ons gaven te geven als we niet willen leven volgens goddelijke beginselen door ook de vrucht van de Geest te laten zien.
Verdeeldheid in Korinte
De lijst van Paulus, waar we net naar verwezen in Galaten, begint met de liefde. Dat is de eerste en belangrijkste vrucht van de Geest. Ook in 1 Korintiërs stelt Paulus de liefde voorop. We moeten beseffen dat de bespreking van de gaven van de Geest niet op zichzelf staat. In de hoofdstukken 4-11 van zijn brief aan de Korintiërs stelt de apostel een hele waslijst aan problemen aan de orde: ontucht, elkaar voor de (burger)rechter slepen, onduidelijkheid over trouwen of celibatair leven, het eten van offervlees, wie er nu apostelen zijn en wie niet en zelfs misstanden bij het avondmaal. Dat alles vloeit voort uit één probleem: de gemeente is verdeeld in groepen en daardoor heerst er verdeeldheid (1 Korintiërs 1:11). Het is geen toeval dat Paulus juist in deze brief zo’n indringende oproep doet de eenheid te bewaren en te beseffen dat alles wat we hebben, een gave is van God door zijn Geest.
Zoals verdeeldheid leidt tot allerhande problemen in de gemeente, zo leidt het beginsel van de liefde tot het tegenovergestelde. Daaruit vloeit de vrucht van de Geest voort en dan heeft het geven van gaven zin.
Voortreffelijker weg
Hoe centraal Paulus de liefde stelt blijkt ook uit zijn bespreking van de gaven van de Geest. In hoofdstuk 12 somt Paulus de gaven op en in hoofdstuk 14 werkt hij de problemen uit die er ontstaan naar aanleiding van het spreken in klanktaal. Let echter op hoe Paulus die opsomming van de verschillende gaven afsluit: ‘Richt u op de hoogste gaven. Maar eerst wijs ik u een weg die nog voortreffelijker is (1 Korintiërs 12:31).Die weg beschrijft Paulus in het hoofdstuk over de liefde! ‘Al sprak ik de talen van alle mensen en die van de engelen – had ik de liefde niet, ik zou niet meer zijn dan een dreunende gong of een schelle cimbaal. Al had ik de gave om te profeteren en doorgrondde ik alle geheimen, al bezat ik alle kennis en had ik het geloof dat bergen kan verplaatsen – had ik de liefde niet, ik zou niets zijn. Al verkocht ik mijn bezittingen omdat ik voedsel aan de armen wilde geven, al gaf ik mijn lichaam prijs en kon ik daar trots op zijn – had ik de liefde niet, het zou mij niet baten.’ (1 Korintiërs 13:1- 3).
Als we echt gaven van de Geest willen ontvangen en onze gaven en talenten willen vermenigvuldigen, dan willen we ook deze weg bewandelen, die nog voortreffelijker is.
Dit bericht werd gepubliceerd in Advent 1 2019: Hoop & verwachting en is onderdeel van de reeks Weten wat je gelooft. Thijs de Reus is predikant van Emmen en districtsvoorzitter van Noord-Nederland.